Meer dan 190 landen komen vanaf 26 november voor twee weken bijeen in Doha (Qatar) voor de achttiende klimaattop van de Verenigde Naties. In de eerste week zullen vooral ambtenaren het voorwerk doen en onderhandelen over de details van het toekomstige klimaatakkoord, vanaf maandag 3 december schuiven ook de milieuministers en enkele wereldleiders aan om politieke beslissingen te nemen. GroenLinkser Bas Eickhout zal als lid van de delegatie van het Europees Parlement de tweede week van de top bijwonen.
Wat staat er op het spel?
Volgens recent onderzoek van de Wereldbank stevenen we af op een wereld die gemiddeld vier graden warmer wordt. Dat heeft flinke gevolgen:
- Rusland krijgt te kampen met jaarlijks hittegolven.
- Oceanen zullen nog sneller verzuren dan nu, waardoor koraalriffen, die kustlijnen beschermen en een habitat voor verscheidene vissoorten vormen, in gevaar komen.
- Extreme en onvoorspelbare weersomstandigheden, zoals de superstorm Sandy in de Verenigde Staten, zullen steeds vaker plaatsvinden.
- Als gevolg van stijgende zeespiegels kunnen kustgebieden in de meest kwetsbare steden in landen als Bangladesh, Indonesië, Madagaskar, Venezuela en Mozambique overstromen.
- De voedselproductie zal, vooral in ontwikkelingslanden, heel hard getroffen worden door de toename van overstromingen en droogtes.
De Wereldbank roept landen op om onmiddellijk actie te ondernemen om de wereldwijde temperatuurstijging tot maximaal twee graden Celsius te beperken. De topman van de Wereldbank, Jim Yong Kim, roept op tot uitbanning van de vuilste energievorm: steenkool.
Wat staat er op de agenda?
Een vervolg op het Kyotoprotocol
Het bestaande klimaatakkoord, het Kyotoprotocol, loopt eind dit jaar af. In Doha moet ervoor worden gezorgd dat er geen gat ontstaat tussen het Kyotoprotocol en de opvolger Kyoto-2. Een nieuw wereldwijde klimaatakkoord zal pas op z’n vroegst vanaf 2020, ná Kyoto-2, in werking treden.
Klimaathulp voor ontwikkelingslanden
Tijdens de klimaattop in Kopenhagen in 2009 hebben de rijke landen dertig miljard dollar aan klimaathulp toegezegd zodat ontwikkelingslanden zich kunnen wapenen tegen klimaatverandering. Deze klimaathulp is uitgekeerd in de afgelopen drie jaar. Ook spraken de landen in Kopenhagen af dat er vanaf 2020 jaarlijks honderd miljard dollar bij elkaar gesprokkeld moet worden voor klimaathulp. Voor de tussenliggende jaren (2013-2020) zijn er geen beloftes gedaan en het gevaar is dat ontwikkelingslanden voor deze periode achter het net vissen, terwijl ze wel al met de negatieve effecten van klimaatverandering geconfronteerd worden.
Bindend wereldakkoord
Op de klimaattop in Durban vorig jaar is afgesproken dat er in 2015 een wereldwijd klimaatakkoord aangenomen moet zijn waaraan alle vervuilers meedoen. Onder het Kyotoprotocol zijn ontwikkelingslanden en opkomende economieën zoals China nog niet aan een reductiedoelstelling gebonden. Onder druk van de rijke landen (vooral van de Verenigde Staten) krijgen ontwikkelingslanden straks ook verplichtingen opgelegd. Om ervoor te zorgen dat er over drie jaar een wereldwijd klimaatakkoord op tafel ligt en dat het wordt gesteund door alle landen moeten we hard aan de bak. In Doha moeten we afspraken maken over hoe we vanaf nu tot 2015 het werk verdelen om dit mogelijk te maken.
Wat zijn de struikelblokken?
De overgang naar Kyoto-2
Kyoto-2 gaat vanaf volgend jaar in, aangezien het bestaande klimaatakkoord (Kyoto-1) eind dit jaar afloopt. Maar om dat mogelijk te maken moeten wel de details van Kyoto-2 gladgestreken zijn:
- de duur van Kyoto-2 en
- wat er gebeurt met alle 'hot air', het overschot aan emissierechten van de landen in het voormalig Oostblok
Maar weinig rijke landen zijn enthousiast over Kyoto-2 en zijn bereid om zich daar aan te committeren. De voorstanders zijn samen slechts goed voor vijftien procent van de wereldwijde CO2-uitstoot. De Europese Unie is wel voorstander van Kyoto-2, en kan dus zo goed als alleen de regels vaststellen. Helaas is de EU intern verdeeld. Onlangs heeft ook Australië toegezegd dat het zich achter Kyoto-2 zal scharen.
Lengte: Vijf of acht jaar?
Kyoto-2 zal waarschijnlijk acht jaar duren, want dat heeft de voorkeur van de Europese lidstaten. Volgens GroenLinks moet in dat geval de optie om tussentijds de gestelde doelen aan te scherpen mogelijk blijven. De huidige doelstelling om in 2020 twintig procent minder CO2 uit te stoten is namelijk vorig jaar al gehaald.
Hot air: gebakken lucht?
Er zit nog veel 'hot air' in het Kyotoprotocol. Hot air is het overschot aan uitstootrechten van de landen uit het voormalige Oostblok. Door de economische teruggang na de jaren negentig, voldoen deze landen al lang aan hun afspraken, omdat die zijn vastgesteld op basis van economische cijfers van de periode daarvoor. Hierdoor hoeven deze landen niets extra te doen om hun uitstoot verder terug de dringen. Ze willen zelfs geld verdienen door hun rechten op uitstoot door te verkopen aan andere landen.
Het totale overschot van de EU bedraagt momenteel 4 miljard ton CO2, Nederland heeft waarschijnlijk een overschot van 40 miljoen ton CO2 . Als er niets aan deze hot air wordt gedaan, dan mogen landen die rechten weer meenemen naar Kyoto-2. Dat zou betekenen dat we in 2020 17 miljard ton CO2 aan ongebruikte CO2-uitstootrechten hebben en dat kan de integriteit van een toekomstig klimaatakkoord ondermijnen.
De ontwikkelingslanden hebben een voorstel gedaan om dit overschot aan CO2-uitstootrechten in te perken. In het voorstel mogen landen hun ongebruikte uitstootrechten niet verkopen en dus alleen voor hun eigen CO2-reductiedoel gebruiken. Bovendien wil het voorstel het ontstaan van nieuwe gebakken lucht zoveel mogelijk inperken.
Helaas lukt het de Europese lidstaten tot nu toe niet om overeenstemming te bereiken over wat er met de hot air moet gebeuren. Dat ligt vooral aan Polen, dat momenteel 750 miljoen ton CO2 aan hot air heeft, en dit niet zomaar wil opgeven. Op dit moment kan één lidstaat met een veto de EU-inzet voor internationale conferenties blokkeren. Het Europees Parlement wil dat graag veranderd zien en afspreken dat lidstaten beslissingen nemen op basis van een gekwalificeerde meerderheid.
Steun voor onwikkelingslanden: It's all about the money
Door de voorspelde toename van extreme weersomstandigheden, overstromingen en droogtes hebben ontwikkelingslanden de komende drie jaar meer klimaatsteun nodig, niet minder. Maar concrete toezeggingen van de rijke landen ontbreken. Dit is slecht voor de vertrouwensband met de minst ontwikkelde landen. Ontwikkelingslanden willen duidelijkheid over hoe de klimaatsteun die voor de korte termijn was toegezegd opgeschaald wordt naar de beloofde honderd miljard dollar per jaar in 2020. Op de lange termijn zullen ook zogenaamde 'innovatieve' vormen van financiering een rol spelen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de inkomsten die verdiend door de wereldwijde aanpak van de CO2-uitstoot van de lucht- en scheepvaart, te oormerken voor een globaal klimaatfonds.
En hoe zit het met Nederland?
Staatssecretaris Wilma Mansveld zal namens de Nederlandse regering de tweede week van de klimaattop bijwonen. GroenLinks hoopt dat de PvdA-staatssecretaris een progressief geluid zal laten horen tijdens de klimaatonderhandelingen, bijvoorbeeld door afstand te nemen van onze hot air (40 miljoen ton CO2), door zich uit te spreken voor verhoging van de Europese klimaatdoelstellingen en door steun toe te zeggen aan ontwikkelingslanden voor de komende drie jaar.