GroenLinks-Kamerlid Lisa Westerveld vindt dat leraren en ander onderwijspersoneel meer te zeggen moet krijgen over de financiële keuzes die op scholen worden gemaakt. Ook vindt ze dat het ministerie van OCW moet ingrijpen in het oppotgedrag van scholen: de reserves moeten bij wet worden gemaximeerd.

De voorstellen moeten leiden tot meer grip op de onderwijsmiddelen. ‘Of in ieder geval: dat meer geld in de klas terecht komt,’ preciseert Westerveld. ‘Niemand hoeft me te overtuigen dat het onderwijsgeld tekort komt en het lerarentekort vraagt om fors te investeren. Tegelijkertijd zien we onderwijsbestuurders enerzijds hun steun betuigen aan leraren die actievoeren voor een hoger loon en minder werkdruk, maar anderzijds schuiven ze miljoenen weg richting spaarrekeningen. Daar staat gewoon spanning op.’

Uit het jaarverslag van de Onderwijsinspectie blijkt dat de reserve onderwijsbreed 16 miljard euro is. Zeven miljard daarvan komt voor rekening van het primair en voortgezet onderwijs. Westerveld beseft dat zeker niet dit volledige bedrag direct ingezet kan worden, maar doet wel het voorstel om reserves te maximeren. ‘Laten we vastleggen dat er een maximumpercentage geldt voor reserves. Zo’n afspraak is voor iedereen beter: als eindverantwoordelijken voor het stelsel weten Kamer en kabinet zeker dat onderwijsgeld daadwerkelijk wordt geïnvesteerd in onderwijs. En schoolbesturen kunnen niet meer in het verdachtenbankje worden geplaatst. Natuurlijk zijn er dan nog altijd uitzonderingen denkbaar: ik begrijp best dat er geld opzij moet worden gezet als er plannen zijn om een nieuw pand aan te kopen of een duur ict-systeem aan te schaffen. Maar middelen mogen daar wat GroenLinks betreft alleen voor worden gereserveerd na instemming van de medezeggenschapraad en de raad van toezicht.’

Bovendien wil GroenLinks dat bestuurders veel meer dan nu het geval is hun onderwijspersoneel betrekken. ‘GroenLinks is geen partij die het belang van solide management in de publieke sector onderschat,’ zegt Westerveld. ‘Maar goed onderwijs valt of staat met goede leraren. Bestuurders moeten faciliteren: zij moeten zich bezighouden met de vraag of de werkdruk te overzien is, de ondersteuning op orde blijft en de werkomgeving op orde is. Zodat de leraar zijn werk goed kan doen. Daarom moet de inspraak veel beter, zodat leerkrachten echt meepraten over de financiële keuzes die gemaakt worden op een school. Niemand heeft meer baat bij een goede besteding van onderwijsgeld dan de leraar.’

Meebeslissen vraagt ook om een verdere professionalisering van de medezeggenschap: scholen moeten ter zake kundige ondersteuning regelen voor de docenten die dagelijks voor de klas staan. ‘Als de mensen die de werkvloer zijn bij hun overleg met het bestuur gesteund worden door een professional die feeling heeft met begrotingen en onderwijswetgeving, zijn zij beter in staat goede afwegingen te maken. Daarmee maak je de leden van medezeggenschapsraden bewuster van het belangrijke werk dat ze doen en haal je het wat mij betreft onzinnige bestuurdersargument van tafel dat onderwijspersoneel niet goed begrijpt waarover het besluiten moet nemen. Van dergelijk paternalisme wordt ons onderwijs niet beter. Wél is het onderwijs gebaat bij meer geld dat in de klas terecht komt’