Op 23 oktober behandelde de Eerste Kamer de Aanbestedingswet. Een wet die het onder andere voor kleinere ondernemers makkelijker maakt om mee dingen naar projecten, diensten en leveringen die aanbesteed worden door de overheid. Marijke Vos pleitte voor opname van de verplichting om een percentage mensen met arbeidsbeperking en mensen die langdurig werkeloos zijn in te zetten in door de overheid aanbestede projecten, en GroenLinks steunde een motie van de PvdA op dit punt. Ook pleitte ze voor meer aandacht voor en verankering van duurzaamheid in aanbestedingstrajecten, zodat duurzame innovatie extra gestimuleerd wordt. GroenLinks heeft voor deze wet gestemd.

Bijdrage aan het debat over de Aanbestedingswet 20.. van Marijke Vos op 23 oktober:

Evenals een aantal collega's voor mij, wil ik benadrukken dat het gaat om een wetsvoorstel dat betrekking heeft op een enorm bedrag dat de overheden jaarlijks aan inkoop besteden: ruim 58 miljard. Het is natuurlijk zaak dat de besteding van een dergelijk bedrag voldoet aan rechtsbeginselen op het punt van gelijkheid, proportionaliteit, integriteit en transparantie. Het is ook zaak dat de samenleving zo veel mogelijk waar krijgt voor haar geld. Laat ik duidelijk zijn: "waar" is in dit verband niet alleen de hoeveelheid kilometers asfalt, het aantal potloden en dergelijke, maar het gaat ook om kwaliteit, duurzaamheid, innovatie en sociale aspecten. Zo'n grote inkoopmacht biedt een enorme kans op versterking van de innovatiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven en ook op versterking van de duurzaamheid. Daarom is het van groot belang dat wij vandaag dit wetsvoorstel bespreken. Dit wetsvoorstel heeft een lange voorgeschiedenis. De Parlementaire enquêtecommissie bouwnijverheid heeft al in 2003 gezegd dat er te gebrekkige regelgeving is op het gebied van aanbesteding en die leidt tot een aanbestedingspraktijk die aan ernstige kritiek onderhevig is. Dit was natuurlijk gericht op de brede bouwsector en dan met name op de weg- en waterbouw. De kritiek van de enquêtecommissie was zodanig dat ook de regering heeft gezegd dat er een strakker en juridisch helderder kader nodig is om zaken beter te regelen; het is nodig dat de Raamwet EEG-voorschriften aanbestedingen vervangen wordt. Ook is in dat kader gesproken over gebrek aan transparantie, gebrek aan proportionaliteit, gebrek aan toegankelijkheid, innovatievraagstukken en gebrek aan innovatiekracht bij aanbestedingen. Dit zijn allemaal vraagstukken die tot op de dag van vandaag zeer relevant zijn. De heer Franken heeft goed toegelicht waarom de Eerste Kamer in 2008 niet akkoord is gegaan met het wetsvoorstel dat haar destijds is voorgelegd. Vandaag bespreken wij het nieuwe wetsvoorstel. Mijn fractie kan de doelen van deze wet onderschrijven. Wij vinden het van groot belang dat met deze wet de verbetering van de toegang voor ondernemers wordt gerealiseerd, met name voor het mkb en zzp'ers. Het is voor hen van groot belang dat met dit wetsvoorstel een aantal zaken beter wordt geregeld. Het wetsvoorstel is ook winst gelet op de uniformering van de aanbestedingspraktijk. De administratieve lasten worden verlaagd. Er is ruimte voor innovatie en duurzaamheid. De klachtenafhandeling en de naleving worden verbeterd. De professionalisering wordt ondersteund. Wij onderschrijven deze doelen op hoofdlijnen. Wel vragen wij ons af of deze doelen in feite wel gerealiseerd worden en of daarvoor de juiste keuzes zijn gemaakt. Ik heb een vraag over een kernpunt van deze wet namelijk het proportionaliteitsbeginsel. Aan de ene kant willen wij aanbestedende overheden meer ruimte bieden om recht te doen aan toegankelijkheid voor kleinere ondernemers, aan duurzaamheid en innovatie. Aan de andere kant is het van groot belang dat de eisen die op die vlakken gesteld worden proportioneel zijn en altijd in verhouding staan tot de opdracht. De Tweede Kamer heeft de Gids Proportionaliteit tot richtsnoer verheven en wettelijk vastgelegd. Mijn fractie steunt die gedachte in de zin zoals toegelicht door de heer Franken. Het gaat om het vastleggen van een cruciale checklist inzake het proportionaliteitsbeginsel volgens het principe van "pas toe of leg uit". Het is van belang dat dit in deze wet volstrekt helder wordt vastgelegd, maar wij zien ook de mogelijke bezwaren opdoemen zoals die door de fracties van de PvdA en SP zijn genoemd. Kan de minister bevestigen dat het inderdaad gaat om het principe van "pas toe of leg uit"? Leidt dit niet tot risicomijdend gedrag en vermindering van de innovatieve kracht? Deze checklist is volkomen helder voor iedereen die ermee moet werken en leidt tot versterking van de positie van kleinere bedrijven die met innovatieve concepten mee willen doen aan een aanbesteding. Graag een heldere toelichting van het kabinet op dit belangrijke punt. Een ander punt waar wij vraagtekens bij plaatsen zijn de onderaannemers. In het wetsvoorstel worden daar geen inhoudelijke eisen aan gesteld. Wij zouden het niet meer dan logisch vinden dat de voorwaarden die aan de hoofdaannemer worden gesteld ook aan de onderaannemer gesteld worden. Er moet worden voorkomen dat een onderaannemer op onwenselijke wijze arbeidskrachten inhuurt, de kosten drukt door onder de cao-eisen te duiken of arbeidsomstandighedeneisen niet naleeft. Zo kan je tal van situaties bedenken waarvan je zeker weet dat het zo niet moet lopen. De vraag is toch hoe de regering voor zich ziet dat de voorwaarden die aan de hoofdaannemer worden gesteld ook door de onderaannemer nageleefd worden. Wie draagt daar de verantwoordelijkheid voor? Hoe kunnen die onwenselijke effecten voorkomen worden? Ik onderschrijf de vragen van de SP op dit vlak. Ik ben zeer benieuwd naar de reactie van het kabinet, ook op een aantal suggesties van de heer Reuten zoals een verplichte melding aan de inspectie SZW en een boete voor een aannemer die niet aan de vereisten voldoet. Ik krijg echter vooral graag een reactie op mijn meer principiële punt waarom in de wet niet wordt bepaald dat de eisen die aan de hoofdaannemer worden gesteld ook gelden voor de onderaannemer. Mijn fractie steunt de vragen van de PvdA over de eisen in verband met social return. Wij begrijpen dat de regering vindt dat het niet in alle situaties mogelijk is om met richtpercentages te werken voor het aan het werk helpen van langdurig werklozen en arbeidsgehandicapten. De regering wijst erop dat het niet altijd even makkelijk is om dit type richtpercentages toe te passen. Ik ben het echter met de PvdA eens dat ook hier het principe kan gelden van "pastoe of leg uit". Er kan toch een percentage worden opgenomen, want wanneer dit niet toepasbaar is bij een bepaalde aanbesteding is dit zeer goed uit te leggen. Er kan dus toch een stevige prikkel in de wet worden opgenomen om aan de sociale aspecten tegemoet te komen. Mijn fractie is blij dat de regering duidelijk stelt in dit wetsvoorstel ruimte te willen bieden voor nieuwe innovatieve concepten en voor duurzaamheid. De regering wil daar absoluut geen grenzen aan stellen of extra belemmeringen voor opwerpen. De vraag is echter of met dit wetsvoorstel wel alles wordt gedaan wat nodig is. Ik sluit mij graag aan bij het mooie betoog van collega Ester op dit punt. Naar mijn idee is er meer mogelijk met dit wetsvoorstel. De heer Franken zei ook al: innovatie is een mooi begrip, maar wij moeten het wel met elkaar waarmaken. In hoeverre zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat de bestaande cultuur van het kiezen voor het bekende, voor de veilige weg, wordt doorbroken en dat er ruimte komt voor innovatie, vernieuwing en duurzaamheid? De fractie van D66 heeft in de Tweede Kamer een interessant amendement ingediend. Mijn fractie heeft dit ook gesteund. Het kwam erop neer dat er varianten mogelijk moeten zijn bij de economisch meest voordelige inschrijving. Waarom mag een bedrijf niet in principe altijd een variant aanbieden wanneer het gaat om de economisch meest voordelige inschrijving? Dat biedt een extra steun in de rug voor innovatieve ondernemingen. Zijn er niet nog meer mogelijkheden om met dit wetsvoorstel innovatie te bevorderen? Kan het expertisecentrum PIANOo niet nog meer doen om professionalisering op dit terrein mogelijk te maken? Wat is de rol van de overheid? In hoeverre geeft zij zelf het goede voorbeeld bij innovatieve concepten. Graag een goed verhaal van het kabinet op dit punt. Wij vinden het nu wat mager. Hetzelfde geldt voor het bevorderen van duurzaamheid. Het is mooi dat daarvoor ruimte wordt geboden, maar wat gaat er nu gebeuren? Welke rol neemt de overheid als partij die het goede voorbeeld zou moeten geven? Kan de minister ingaan op de ambitie op dat punt en hoe dit wetsvoorstel daar ten volle voor gebruikt wordt? Ik sluit af. Wij vinden dit wetsvoorstel een belangrijke vooruitgang. Wij kunnen het in grote lijnen steunen. Op een aantal aspecten zijn wij kritisch en hebben wij nadere vragen gesteld, met name over de sociale aspecten, innovatie en duurzaamheid. Wij krijgen graag stevige antwoorden van het kabinet. Ik sluit mij graag aan bij de voorstellen van de heer Ester om juist deze onderwerpen een duidelijke rol te geven in de evaluatie.